Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


Het Wilhelmus te Ede


Dit verhaal is eerder verschenen in "De Zandloper", het blad van de Vereniging Oud Ede, 1974 nr. 3

1624: Begin panische terugtocht Spaans leger

Twee verweerde palen markeren het begin van de zanderige weg naar het oude huis met vensters als holle oogkassen. De wind ruist in de hoge kruinen van de wild uitgegroeide bomen rond Kernhem. Driehonderdvijftig jaar geleden begon hier de panische terugtocht van een Spaans leger. Dat gebeurde op de l8e februari van het jaar l624, nadat de trompetter van Harselo het Wilhelmus had geblazen .....

Gevaarlijke situatie

Een deel der Nederlanden was nog in Spaanse handen. 's-Hertogenbosch was nog niet veroverd. Die krachttoer zou worden verricht door Frederik Hendrik, toen nog in de volksmond "Mooi Heintje" genoemd. Eerst na de dood van Prins Maurits zou hij met een aantal militaire successen de bijnaam "Stedendwinger" verdienen.

Prins Maurits had op rigoureuze wijze een eind aan de godsdiensttwisten gemaakt. De belanqrijkste remonstranten waren opgesloten in Loevestein. Hij zag in hen een gevaarlijke politieke samenhang. Van Oldenbarneveld was onthoofd. Al deze zaken hadden de goede naam van de prins geschaad.

Toch had hij als geen ander oog voor de werkelijke gevaren die de Lage Landen bedreigden. Hij begreep de zeer gevaarlijke situatie die zich door het aanhouden van de winter langs de Gelderse IJssel ontwikkelde. De verdediging droeg hij op aan Daniel de Hertaing, heer van Marquette. Deze, in 1619 tot de Hollandse ridderschap toegelaten, Fransman was een vertrouwensman van de Prins en had zijn sporen in menige situatie verdiend. Zelf vestigde de Prins zich in Utrecht om de ontwikkelingen af te wachten.

Winter speelde parten

In het oosten wachtte Hendrik graaf van den Bergh * (N.B. volle neef van Prins Maurits) op een gunstige gelegenheid om binnen te vallen. Daartoe werd nauwlettend en met stijgende belangstelling het verloop van de strenge en aanhoudende winter gevolgd. Het laat zich voorstellen dat de winter zich toen veel onaangenamer deed gelden dan nu. De primitieve verwarming noodzaakte iedereen dicht op het vuur te gaan zitten of zich te kleden met alles wat zich daar ook maar enigszins toe leende. Voor de Veluwe alweer nadelig want de bevolking was bij de beveiliging een rol toebedeeld. Mannen die thuishoorden in de nabije buurtschappen en dorpen moesten de IJssel openhouden. Er werd dan ook niet voldoende gebijt. Bij Dieren bleef een stuk IJssel dicht.

In de vroege februarimorgen knapte het draadje waarmee het zwaard van Damocles boven de Veluwe hing. Het Spaanse leger trok over de bevroren rivier naar de overkant waar al heel vlug een voorhoede aan het plunderen sloeg. De commandeurswoning van Dieren was al geplunderd voordat Graaf Hendrik er zelf arriveerde.

Slachtoffers in hemd gezet

Het slot Delen onderging hetzelfde lot. De hoofdmacht van het leger trok naar Arnhem, waar men gelukkig de poorten had gesloten. Omdat voor een langdurige belegering kennelijk geen materiaal was meegenomen en de tijd vanwege een mogelijke dooi beperkt was, trok men verder in westelijke richting.

Met name in Ede en Veldhuizen werd verschrikkelijk huis gehouden. Verscheidene boerderijen vielen ten prooi aan het beestachtige gedrag der plunderaars. Zij hadden er vooral schik in om hun slechtoffers van kleren te beroven en ze letterlijk in de kou te laten staan. Het zou ze er naar vergaan....

Tegen de avond bevond zich zeer veel kriigsvolk bij en in Kernhem, waar zij zich te goed deden aan wat zij daar overvloedig vonden: wijn, gezouten vlees en dergelijke. De koeien en varkens werden geslacht en aan het spit geregen.

In diverse beschrijvingen is weergegeven wat er gebeurde. Een jachtopziener blies het Wilhelmus... Het soldatenvolk, nogal dronken, sloeg bij het horen van deze melodie de schrik om het hart en vluchtte in grote paniek terug in de richting waar zij dachten de IJssel te vinden. Velen kwamen om op de onherbergzame heide, doodgevroren of afgemaakt door eventuele achtervolgers.

Wilhelmus

Het verhaal hoort bij Ede en bij Kernhem. Het is een geschiedenis die door vroegere generaties vooral zal zijn verteld op koude winterdagen, als de snijdende oostenwind iedere stap buiten de deur tot een onaangename onderneming maakte. In de oudste beschrijvingen klinkt hun verhaal nog door: "Wat sij dansten en sprongen, sij en conden de koude niet van het lijf dansen of schudden".

Wat kan er werkelijk gebeurd zijn? Na een dag van ronddolend geweld zoekt een jachtopziener naar stropers. Het was verschrikkelijk koud, en plotseling kreeg hij het idee om het Wilhelmus te blazen...

De verdediging van het gebied was door Prins Maurits opgedragen aan één van zijn meest vertrouwde en ervaren bevelhebbers. Waar een verdediger was aangewezen moesten ook helpers zijn. Waar zij zich ook bevonden, het binnenvallende leger werd niet of althans niet direct aangevallen.

Het kan zijn dat de krijgslieden eerst 's avonds in de omgeving van Ede aankwamen, het kan ook zijn dat zij om strategische redenen eerst 's avonds aanvielen.

Het was immers de tijd van Prins Maurits, en zijn officieren hadden ervaring in strategisch oorlogvoeren. Bij het blazen van het Wilhelmus moeten we niet denken aan ons prachtige volkslied, maar aan het trompetsignaal "Wil-hel-mus-van-Nas-sau-we", wat toen een aanval van Staatse troepen placht in te luiden. (Dit signaal wordt nog gebruikt bij vlaggenparades op kazerneterreinen). Het was voor de Spanjaarden inderdaad zaak het inpakken achterwege te laten en vooral weg te wezen, want noch de staatse troepen noch de lokale bevolking was de opdringerige vorm van toerisme vriendelijk gezind.

Was het een melige jachtopziener of een trompetter van het Staatse leger? Was het misschien een stunt van Wageningse burgers? De ruisende bomen rond Kernhem openbaren het geheim niet. Wel spreekt men van die tijd af over "Keerum" als men het vervallen huis aan de Lunterse weg bedoelt.

Noot: Hendrik, graaf van den Bergh, was een zoon van Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau, een jongere zuster van Willem van Oranje. In 1618 werd hij benoemd tot stadhouder van Spaans-Gelre. In 1629 deed hij een nieuwe poging de Neder-Veluwe te veroveren. De bedoeling was toen een einde te maken aan Frederik Hendriks beleg van 's -Hertogenbosch. In 1632 liep hij over naar de Staatse zijde waarvoor hij in 1634 bij verstek door de Spanjaarden ter dood werd veroordeeld. Hi] stierf in Zutphen op 12 mei 1638.

J. H.M. Strijbos

Bronnen:

Gesch.van Ede. dl ; 1, Il en 111, div. auteurs in verschillende jaren uitgegeven door de Vereniging Oud-Ede.

L.C. Schreuders, Rond de grijze toren, uitg. Buurt Ede-Veldhuizen 1958.

M. Snijders , De kerk in het midden.

S.B.J. Denijs , Geschiedenis van Kernhem.

Dr.A.W.E. Dek, De afstammelingen van Juliana van Stolberg tot aan het jaar ven de Vrede van Munster, uitg. Europese-Bibliotheek 1968 (Spiegel der Historie).

Drs. Anne H.Mulder, Geschiedenis van Oranje, uitg. Kosmos Amsterdam-Antwerpen.

Geschiedenis der Neder-Veluwe, door D. Verbeek Jr. en H. v. Gortel . Barneveld, G.W. Boonstro, 1888.

Dr. A. A.E. Dek, Genealogie van het vorstenhuis Nassau. Europese Bibliotheek-Zaltbommel , 1970.


ID-nr: 131 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 131.