Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


Het drama in de Schans: de executie van Helmut Wetzko


In De Telegraaf van 10 april 1941 stond een bericht over een moord op De Schans, een oud bastion van de Grebbelinie, op de grens van Lunteren en Renswoude. Dit artikel staat hieronder. Daarna is het het verhaal opgenomen dat, veel later, over deze gebeurtenis is verschenen.

WIE IS HELMUT WETZKO?

(Van onzen correspondent).

ARNHEM. 9 April - Bij het lijk van den onbekende jongeman, dat Zondagavond op de grens der gemeenten Ede en Renswoude werd gevonden heeft poitie een briefje aangetroffen waarop de naam Helmut Wetzko voorkomt. In verband hiermede verzoekt de commissaris van politie te Ede ieder, die omtrent dezen naam of den persoon Wetzko inlichtingen kan verschaffen, daarvan mededeling te te doen aan hem of aan de politie ter plaatse.

Ondanks het uitgebreide onderzoek is het de politie nog niet gelukt eenige opheldering in deze geheimzinnige moordzaak te brengen. Men staat voor groote moeilijkheden, omdat vrijwel geen enkele aanwijzing verkregen kon worden. De moord is vermoedelijk in den nacht van Zaterdag op Zondag gepleegd in een afgelegen streek. de Schans geheeten. Zondagochtend omstreeks e!f uur werd het misdrijf ontdekt door een jongeman uit Lunteren die over den dijk in de Schans fietste. Op vrij grooten afstand van den dijk, dicht bij een veenplas, zag de wielrijder een fiets liggen, en daarnaast een menschelijk lichaam. De jongeman stapte af en ging op verkenning uit. Hij vond tot zijn ontsteltenis naast een damesrijwiel het lijk van een man van omstreeks 25 jaar. Het slachtoffer had een schotwonde aan het hoofd en eenige messteken in de hartsstreek.

Onmiddelijk stelde hij de politie van zijn vondst in kennis. Spoedig waren de commissaris van politie te Ede, de heer H.P.J.. Huisman, dr. S.A. Appel uit Lunteren, de marechaussee uit Veenendaal en gemeente-politie uit de omliggende plaatsen Lunteren, Ede en Renswoude ter plaatse. Eenige uren later arriveerde ook de politieagent De Sutter uit Amersfoort met zijn speurhond Preston. De hond werd lucht gegeven, doch dit had geen resultaat.

Dr. Appel constateerde dat de dood reeds ongeveer elf uur geleden moest zijn ingetreden. In deze omgeving heeft men Zaterdagavond tusschen elf en twaalf uur hooren schieten, terwijl men ter hoogte van de afgelegen plek eenige mannen heeft gezien.

Het slachtoffer kon steeds niet geïdentificeerd worden. Er is evenmin bericht binnengekomen, dat een jongeman beantwoordende aan bet signalement van het slachtoffer, wordt vermist. In de tasch van het damesrijwiel, dat bij het lijk werd gevonden. is wel een briefje aangetroffen, doch deze stille getuige heeft geen resultaten opgeleverd. Het was een leverantiebriefje van een groote zuivelinrichting, aan de achterzijde waarvan eenige boodschappen stonden opgeschreven, alsmede de namen van enkele personen. Het briefje maakte het mogelijk de herkomst van het rijwiel vast te stellen, waarbij tevens bleek dat de fiets niet aan het slachtoffer toebehoorde.

Men staat derhalve voor een raadsel. De politie hoopt echter, dat het briefje. dat thans is gevonden, eenig licht in het raadsel zal brengen.

Onderstaand de tekst van een artikel dat ooit in (naar ik meen) het huis-aan-huis blad Ede-Stad is verschenen. Deze tekst, een doorslag van het met een typemachine geschreven verhaal,  is afkomstig uit het archief van Herman van de Kaa, die in de oorlog deelnam aan het verzet, en meegewerkt heeft aan dit artikel. De hierin beschreven gebeurtenis was geen actie van het verzet uit de gemeente Ede. Maar vond wel plaats op het grondgebied van Lunteren, een tot de gemeente Ede behorend dorp. Het verhaal maakt daarom deel uit van de geschiedenis van Ede. De oorspronkelijke spelling is gehandhaafd.

Herman was een klein, onaanzienlijk mannetje, hij sprak het Nederlandsch met een Duitsch accent, en vertelde dat hij uit Maastricht afkomstig was, en lang in Duitschland had gewerkt.

Soms vertelde hij dat Herman Hannesse heette, of Herman Kramer, en dat hij in Essen was geboren. Zijn geboortedatum was 26 Maart. Anna Katharina Kreuz, de huishoudster van Gerrit Kraay, bij wie hij in de kost was, mocht hem niet, hoewel zij zelf Duitsche was.

De eigenlijke naam van het mannetje was Helmut Wetzko. In Augustus 1940 verscheen hij voor het eerst in de buurt van Appel. Hij vertelde dat hij naar Engeland wilde. Hij zei ook, dat hij vliegenier was geweest. Een andere keer vertelde hij dat hij zware wagens had gereden. Daar hij voortdurend op leugens werd betrapt, kon het niemand eigenlljk schelen wat hij vertelde. Kraay, die in Appel onder Nijkerk woonde, had hem in huis opgenomen. Dat kwam eigenlijk zoo. Op een dag, begin september 1940, was hij daar komen aanloopen en had om wat water gevraagd, omdat hij zoo'n dorst had.

Kraay zei, dat hij wel een kopje koffie kon krijgen, en dus was hij binnengekomen. Hij had gevraagd, of hij niet een paar dagen mocht blijven, en het was van dagen tot enkele maanden geworden. Hij hielp een beetje met alles, hij was gekomen in een versleten blaauw pak met een overall en geleidelijk had Kraaij wat kleeren gekocht, een gummi overjas, een paar vetleeren schoenen, enz.

In Januari l94l kwamen de nieuwe broodkaarten, en daar Herman geen persoonsbewijs en geen distributiebescheiden had eischte Kraay dat hij die zou aanvragen. Daar had hij geen zin in, en toen hij op een dag in de winkel van van den Essenburg had hij gevraagd of die geen baas voor hem wist.

Toen Jan Doppenberg uit Buurthel onder Putten op een zaterdagavond blj Willem van Essenburg in de winkel kwam vroeg Willem hem of hij misschien een dagloner kon gebruiken. Dan wist hij wel iemand voor hem. Jan had er wel ooren naar, en reeds zondagavond 28 Januari bracht de zoon van van den Essenburg de nieuwe gast. Herman vertelde, dat hij 26 weken bij Kraay had gewerkt, maar hij had het er slecht, en wou wel van baas veranderen.

Kraay en zijn huishoudster zagen hem met genoegen verdwijnen. Je wist niet wat je aan hem had. Hij kreeg nooit brieven, sprak nooit met iemand behalve met de naaste buren, hij praatte zeer onverstaanbaar, en wat hij vertelde was meestal gelogen. Zoo kwam hij bij Doppenberg, maar na veertien dagen zei hij dat hij van boer wilde veranderen, hij had het daar niet naar zijn zin.

Hij had gepraat met Hendrik van den Berg, en die had hem een ander logies beloofd. Dinsdag kam van den Berg hem halen. Doppenbers vroeg, waar hij heen ging, maar dat wist van den Berg zelf niet. Van den Berg bracht hem bij Klaas van den Bor onder Terschuur. Deze zou hem naar een andere boer brengen. Het was toen 18 Februari.

In die dagen had Jan Everts, een boer in het Schaffelaarsche bosch te Barneveld, een advertentie in de krant gezet, hij vroeg om een daglooner. Toen was Klaas van den Bor bij hem gekomen. Hij vroeg of hij al voorzien was. Toen hij hoorde dat de plaats nog open was, bracht hij hem Herman.

Everts was niet tevreden over zijn gast. De vent praatte een beetje onverstaanbaar Duitsch, en had helemaal geen papieren.

Toen hij een paar dagen later in Barneveld van den Bor tegen het lijf liep vroeg hij hem, Herman maar weer terug te halen. Op 2 April 's-avonds om 10 uur haalde Klaas hem terug. Everts wist niet waar zij heengegaan waren. Hij was in die tijd een keer weggeweest, dat was op 30 Maart. Everts dacht dat hij voorgoed de beenen had genomen, omdat hij op de fiets was gegaan, maar 's-avonds om elf uur was hij teruggekomen.

Zoo waren dan Klaas van den Bor en Herman, die wij verder maar Helmut zullen noemen, verdwenen op 2 April.

Klaas was eigenlijk ook een soort vagebond. Zijn moeder, die weduwe was, had niet veel plezier aan hem beleefd. Als jongen van 15 jaar, ergens bij een boer werkend, had hij haar eens geschreven dat hij verder zijn kostje wel zou ophalen. Hij wilde blijkbaar niet onder voogdij staan.

Later had hij een tijdje gewerkt bij het aanbrengen van de electrische netten. In 1937 was hij werkzaam in de Haarlemmermeer. Hij was daar in de kost bij Piet Kolle, waar hij verdween zonder zijn kostgeld te betalen. Hij stond er nog voor f 60 in de schuld. Later was hij in de kost bij D. Langerijs in Berkhout, waar hij ook met f 50 schuld verdween. Ook in de herbergen liet hij maar opschrijven.

Met Kerstmis l939 was hij nog eens bij Lagerijs terug geweest. Hi had toen verteld, dat hij onderwijl getrouwd was, maar dat zijn vrouw na drie maanden aan gezichtskanker was gestorven.En later had hij weer thuis gezeten bij zijn moeder Als hij vast loon had betaalde hij kostgeld, anders niet.

Het liefst ging hij er op uit om mollen te vangen Wat hij daaraan verdiende behield hij zelf. Zijn moeder begreep niet waar hij zijn centen aan uitgaf. Eens bleef hij maandenlang weg, zonder dat zij wist waar hij zat. Dan verscheen hij plotseling weer.

In de week tusschen 25 Maart en zaterdag 29 Maart had hij mollen gevangen in de buurt van Ederveen en Renswoude. Hij sliep dan bij zijn zwager Maas Donkelaar aan de Heremeijersteeg. Hij vilde de mollen en bracht de huidjes meestal bij Gijsbert van 't Land aan de Keperweg te Nijkerk. Hij kreeg dan voorloopig uitbetaald, dan kwam er een koopman uit Ameratoort om de huidjes te halen en zaterdags kwam Klaas om definitief af te rekenen.

In de week van 3l Maart 1941 tot 5 April had Klaas dicht bij huis mollen gevangen

Wat gebeurde er intusschen met Helmut?

Zondag 30 Maart was hij nog even op bezoek geweest bij Doppenberg. Hij vertelde dat hij nu bij een boer in Ede was, maar noemde de naam niet. Hij bezocht die dag ook Gerrit Koopman, en reeds 's-avonds cm 7 uur op een heerenfiets weg.

Volgens mededeelingen van de partisanen zou Helmuth een Duitsche spion zijn, en er werd besloten hem op te ruimen.

Hij beweerde gedeserteerd te zijn van de Luftwaffe en naar Engeland te willen.

Klaas en een medewerker besloten hem geluidloos op te ruimen, en zij kwamen met hem bij de beekbrug te Stoutenburg, waar Helmuth met een hamer een klap op zijn kop kreeg. Zij gooiden hem daarop te water. Zijn harde kop was hiertegen echter bestand, hij krabbelde uit het water en trok weer verder, maar zijn fiets was hij kwijt.

Het was lichte maan, en hij ging naar de boerderij van P. Rooozenboom te Stoutenburg. 's Nachts om 1 uur klopte hij op de ruiten. Roozenboom riep: "Wie is daar?", en Helmuth brabbelde "Ja, ja", en dan zei hij "Hooi, stro,en erin. Ganz nat". Roozenboom had geen zin om open te doen, en Helmuth schuifelde naar het bakhuis. Roozenboom hoorde, dat toen hij de deur opende, die over de drempel kraste. Toen Rozenboom de volgende morgen om 6 uur opstond en in het bakhuisje ging kijken, was de fiets van zijn vrouw verdwenen.

Ook Jan Leijenhorst te Stoutenburg kreeg een kwartiertje later bezoek van Helmuth. Hij klopte aan het raam van de slaapkamer. Jan zag buiten een kletsnatte kerel staan, die met zijn ellebogen leunde op de vensterbank. Hij rilde van kou, en zei dat hij naar Barneveld moest. Jan weigerde hem binnen te laten, waarop hij wegging, op zijn fiets stapte, en de weg naar Barneveld insloeg. De volgende morgen wezen twee kletsnatte strepen op de vensterbank, waar hij met zijn ellebogen had gerust.

De partisanen waren onthutst, toen zij op 4 April Helmuth in Barneveld terug zagen.

Klaas van den Bor zou hem zogenaamd naar een andere boer brengen, een kameraad zou doorgaan voor de zoon van de boer. Zij zouden hem naar de Schans lokken, en daar definitief met hem afrekenen. Helmuth ging er op in, en op 5 April 's-avonds om half negen kwam hij Willem Holle tegen, die vriendelijk "Dag Herman" tegen hem riep.

Een paar uur later stonden Gerritje Veldhuizen en haar vrijer Marinus Bos bij de Beekbrug, waar Gerritje woonde. Duidelijk hoorden zij vier schoten. Klaas en zijn kameraad hadden hem inderdaad naar de Schans gebracht, maar de Duitscher was slim, en reed steeds achteraan. Aan de Schand gekomen deed Klaas daarom of hij zijn achterlicht moest nakijken, en toed de Duitscher hem passeerde schoot hij hem door het hoofd.

De volgende morgen om half elf fietste Maas van Harren langs de Schans, en vond het lijk van Wetzko. Naast het lijk lag een damesfiets. De politie werd gewaarschuwd, en het onderzoek begon. Het lijk werd geschouwd door dr. Hulst, (een andere bron noemt de Lunterse arts dr. Appel) . Hij constateerde een schotwond door het hoofd en een messteek door het hart. Langs verschillende kronkelingen kwam de politie te weten dat Klaas de vermoedelijke dader was. Zij verhoorden de moeder, en hielden huiszoeking. De huiszoeking leverde niets op.  Klaas was sedert eenigen tijd zoek. Wel bekende de moeder dat hij in de avond van 5 April weg was geweest, en heel laat thuisgekomen. Ook bleek dat hij een grootmes had gekocht bij Entendijk.

Nog eens ontdekte de politie een glimp van Klaas. Hij was gezien op woensdag 23 April in een vischwinkel te Amsterdam. Hij had erge honger gehad, en had daar garnalen gekocht, die niet op de bon waren. Hij vertelde aan de eigenares, Juffr. Spekkers, dat hij gevlucht was uit een concentratiekamp in Duitschland, en dat hij daardoor geen papieren had. Zijn vrouw had hem verlaten, en scharrelde tegenwoordig met een Duitscch officier.

Volgens andere berichten gelukte het Klaas naar Engeland over te steken, en zou hij nog meerdere malen boven Nederland zijn gedropt. Tot hij in Maart 1945 door de Duitschers werd gevangen genomen en gefussileerd.

Het valt buiten het bereik van dit verhaal, maar Klaas van den Bor was inderdaad ontkomen naar Engeland, en daar opgeleid als "geheim agent", een Special Operations Officer (SOE). Hij zou één van de slachtoffers worden van het "Englandspiel". De Duitsers wisten wanneer er SOE--agenten zouden komen, en deze werden bij neerkomst per parachute direct gearresteerd. De meesten, waaronder van den Bor, kwamen om het leven in het concentratiekamp Mauthausen. 

ID-nr: 144 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 144.