Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


Edese kunstschilders


Een lokaal verhaal - schilders van naam in Ede

In Ede, aan de zuidelijke rand van de Veluwe, zijn aan het eind van de negentiende eeuw en in de loop van de twintigste eeuw enkele bekende schilders voor een korte of langere periode neergestreken, Sommigen van hen, zoals Witsen, zochten er bewust de rust van de natuur. Anderen, onder wie Dick Ket, kwamen er bij toeval terecht.

Willem Witsen

Het gebeurde in de negentiende eeuw niet vaak dat een beroemd kunstenaar zich in Ede - toen nog een plattelandsdorp - vestigde. Van Willem Witsen (1860-1923) wordt gezegd dat hij ergens wilde wonen waar nog geen andere schilders zaten. Hij zocht de rust en schoonheid van Ede en en de haar omringende natuur op, om er het dorp, de mensen en het landschap te kunnen schilderen.

Hij woonde er van 1893 tot 1901, maar reisde bij tijd en wijle naar het Westen. Niet alleen om contacten met zijn Amsterdamse kunsthandelaar E.J. van Wisselingh te onderhouden, deel te nemen aan exposities of zijn schilders vrienden te bezoeken - hij speelde een actieve rol in het hoofdstedelijke kunstleven - maar ook om motieven op te doen voor zijn bekendste thema: stadsgezichten. Witsen portretteerde veelal zijn geboortestad Amsterdam, maar ook Dordrecht, Rotterdam, Venetië en Londen leverden stof tot schilderen op. Dromerige stadsimpressies in een donker coloriet waren zijn specialiteit. Daarnaast schilderde hij ook landschappen, en soms stillevens en portretten. In 1893 trouwde Witsen met Betsy van Vloten, waarna het paar naar Ede verhuisde en zijn intrek nam in Villa Zonneberg, aan de oostelijke kant van het dorp. Hij schilderde er de boerenbevolking, akkers, heidevelden en verstilde dorpsgezichten. In deze jaren ontstonden de 'sneeuw schilderijen', zoals Witsen ze noemde: winterse voorstellingen van het boerendorp Ede of zijn omgeving, opgezet in een sober gamma van witten, bruinen, oranje en rood. Hij exposeerde deze wintertaferelen voor het eerst in 1895 bij Van Wisselingh. Ze werden door collega-kunstenaars, critici en liefhebbers met veel enthousiasme ontvangen en worden nu beschouwd als hoogtepunten in zijn oeuvre.

Marie Wandscheer

Ook in het 'verre' Ede was de woning van de Witsens een ontmoetingsplaats voor kunstenaars. Een van schilders die er regelmatig op bezoek kwam was Marie Wandscheer (1856-1936), die vanaf 1895 tot het einde van haar leven in Ede woonde. Zij leerde etsen bij Witsen - een begenadigd graficus, die de etstechniek tot in detail beheerste - en werd zo opgenomen in diens vriendenkring. Marie Wandscheer woonde en werkte tot 1892 in Amsterdam, daarna drie jaar in Nieuwer-Amstel (Amstelveen) om vervolgens naar Ede te verhuizen. Zij nam haar intrek in de Villa Hugo aan de Stationsweg. Anders dan bij Witsen vormde het landschap rond Ede voor haar geen directe inspiratiebron, haar tuin daarentegen des te meer. Wandscheer voegde zich in de traditie van veel vrouwelijke schilders en tekende en schilderde vooral bloemstillevens. Daarnaast ontstonden ook figuurstukken - vaak musicerende jonge vrouwen in empirestijl -, interieurs en portretten. Tijdens haar leven heeft Marie Wandscheer vermoedelijk maar één keer in Ede geëxposeerd, waarna het ongeveer 25 jaar duurde voordat hier een tentoonstelling aan haar werk werd gewijd.
Daarna nam mijn schoonvader Rien Simonis in 1973 het initiatief om samen met de Edese Kunststichting een omvangrijke herdenkingstentoonstelling te organiseren, de laatste tot op heden. Haar huidige reputatie als bloemschilderes werd hier bevestigd: ruim de helft van de geëxposeerde werken bestond uit bloemstillevens.

Jan Wittenberg

Een schilder van een geheel ander kaliber was Jan Wittenberg (1886-1963), die vanaf 1940 tot aan zijn overlijden in Bennekom, een van de Edese buitendorpen, woonde. Wittenberg ontwikkelde een geheel eigen, zeer herkenbare stijl. In de jaren '20 en '30 maakte hij fijn geschilderde, ingetogen stillevens, kinderkopjes, dieren en een enkel landschap. In eenvoud en uitwerking komt zijn werk sterk overeen met dat van Jan Mankes. Typisch Edese voorstellingen van Wittenberg zijn schaars. Een tentoonstellingslijst van de Edese Kunststichting uit 1973 vermeldt een werk uit 1947 getiteld 'Bennekom', waaruit zijn verbondenheid met zijn woonplaats blijkt. Enige jaren geleden dook tijdens een van onze taxatiedagen een ander schilderij, uit 1943, met een Bennekomse voorstelling op: het dorp in de winter. Het heeft diezelfde verstilde schoonheid die ook zijn andere werk kenmerkt. De kennismaking met dit dorpsgezicht van Wittenberg was voor mij een verrijkende ervaring, omdat ik tot dat moment voornamelijk stillevens en dierportretten onder ogen had gekregen. En dan ook nog zo'n lokaal onderwerp! Gedurende de laatste jaren van zijn leven exposeerde hij regelmatig in zijn woonplaats; een deel van zijn werk liet hij na aan Ede en behoort nu tot de gemeentelijke kunstcollectie.

Dick Ket

Wittenberg had een beroemde dorpsgenoot en collega schilder: Dick Ket (1902- 1940). Deze woonde met zijn ouders vanaf 1922 in Ede en daarna vanaf 1930 tot zijn overlijden aan de Prins Bernhardlaan in Bennekom, in een door hem zelf ontworpen huis met atelier. Ket is vooral bekend geworden als maker van minutieus geschilderde stillevens en portretten. Deze kwamen tot stand na 1930, in Bennekom dus, toen de gevolgen van een hartkwaal hem dwongen zich terug te trekken in zijn atelier. Vóór die tijd was hij een uitbundig schilder, die zijn indrukken spontaan in snelle toetsen op het doek zette. Hij maakte vooral landschappen en stadsgezichten, maar ook stillevens, figuurstukken en interieurs in een expressief impressionisme. Door zijn chronische ziekte moest Ket na 1929 deze spontane schilderstijl verruilen voor een objectief en gedetailleerd realisme.
In die laatste jaren werd hij gedwongen zijn onderwerpen dicht bij huis te zoeken: stillevens, zelfportretten en een enkel maal een schilderij van zijn vriendin Nel, zijn ouders, een vriend of het uitzicht uit zijn atelier.

Jan Eversen

Anders dan bij Dick Ket was het isolement van het atelier door Jan Eversen (1906-1995) zelfgekozen, om in alle rust te kunnen werken aan zijn schilderijen. Eversen is internationaal bekend geworden om zijn zeer fijn uitgewerkte stillevens. In Londen volgde hij een tweejarige opleiding aan de Heatherley School of Art en keerde daarna terug naar Nederland, waar hij zich in Den Haag vestigde als professioneel kunstschilder. Begonnen als portrettist ontdekte Eversen in deze tijd de schoonheid van de Hollandse zeventiende-eeuwse stillevens van meesters als Willem Claesz en Clara Peters. Hij verdiepte zich vervolgens in de techniek van deze schilders. Die bestond uit het aanbrengen van een zogenaamd skelet of onderschildering, waarover talloze lagen verdunde verf werden aangebracht (het zogenaamde glaceren), net zolang totdat het licht als het ware van binnenuit de voorstelling leek te komen. De schilder bereikte door deze techniek een grote perfectie in het weergeven van de textuur en de reflectie van licht op de verschillende voorwerpen die hij afbeeldde. Vanaf 1954 woonde hij in Ede, waar hij naast portretten van bekende dorpsgenoten en stillevens ook een aantal landschappen en oude plekjes in Ede schilderde.

De vestiging in de gemeente Ede heeft in de meeste gevallen weinig invloed gehad op de stijlontwikkeling van voornoemde schilders, mede omdat er geen sprake was van een stimulerend en vooruitstrevend kunstklimaat. Een relatie tussen deze kunstenaars, anders dan woonachtig zijn in Ede, is er voor zover bekend ook niet tot nauwelijks. Het 'Edese verleden' van bovengenoemde schilders maakt dat ik een speciale binding heb met hun werk, hoewel ik ervoor waak mij allereerst te laten leiden door de plaats van vestiging, die toevallig ook de mijne is, en niet door de artistieke kwaliteit en de kunsthistorische waarde van hun werk.

Frank Buunk
Kunst & Antiek Journaal - april 2004


ID-nr: 154 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 154.