Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


De geschiedenis van het Openluchttheater


Reeds voor de Eerste Wereldoorlog bezat het aloude buurschap Ede-Veldhuizen een zandgat op de Klinkenberg. Het buurschap had een arbeider in dienst die middels diverse zeven het zand sorteerde in slap, scherp en betonzand. Het zandgat met begrijpelijker wijze de aannemers als belangrijkste afnemers draaide goed. Al gauw werd het de belangrijkste bron van inkomsten voor het buurschap en dat was nodig.

Men beschikte destijds nog over talrijke zandwegen die veel onderhoud vereisten en eigenlijk, door het toenemend verkeer, verhard moesten worden. Maar daar kwam men helemaal niet aan toe; het bestuur zag er geen gat meer in en stelde voor, op de buurtspraak van 1931, alle in haar bezit zijnde wegen aan de gemeente over te dragen, plus, om het aanbod aantrekkelijker te maken, een bedrag van duizend gulden bedoeld als achterstallig onderhoud. Maar de gemeente voelde niets voor het plan: men was niet tevreden met een vinger, men wilde de hele hand en deed een tegenvoorstel. Zij wilde de wegen slechts overnemen indien ook het bankkapitaal, groot tienduizend gulden, het aanwezige kasgeld plus alle onroerende bezittingen van de buurt, waaronder het zandgat en omliggende terreinen in haar bezit kwamen.

PERPLEX
Dit voorstel werd op een buitengewone buurtspraak, gehouden donderdag 9 juni 1932, behandeld. De geëfden waren perplex; deze keiharde voorwaarden betekende niet meer of minder dan het einde van het buurtschap. Uiteindelijk nam Notaris Fischer het woord: "Wij staan voor het blok, al die wegen die we niet meer kunnen onderhouden breken ons de nek". Om nog wat te redden, stelde spreker voor, zij het met tegenzin, met de gemeente in zee te gaan, mits het kasgeld en wat kleinere stukken grond behouden bleven, zodat in ieder geval het voortbestaan van het buurschap is verzekerd.
De sombere stemming bleef; vooral het verlies van het zandgat drukte zwaar. Namens de aannemers drukte M. van Gestel het als volgt uit: "Wij zullen gek zijn, er zit nog zeker wel voor vijftig jaar prima zand, dat laat je toch maar niet zo afpakken". Hij had gelijk, maar dat betekende nog geen oplossing. Uiteindelijk kwam men, noodgedwongen, tot het volgende voorstel: "Het buurschap Ede-Veldhuizen gaat akkoord met de wensen van het gemeentebestuur onder voorwaarde dat het kasgeld alsmede enige, nader overeen te komen stukken grond eigendom van het buurschap blijven. De gemeente moet voor een nieuw zandgat zorgen en het terrein op de Klinkenberg zal niet omrasterd mogen worden, maar te allen tijde als vrij wandelpark voor een ieder toegankelijk zijn".

OVERDRACHT
Het gemeentebestuur ging in grote trekken hiermede akkoord: op 12 september 1932 werden, ten overstaan van notaris Fischer, de bezittingen en gelden van het buurschap aan de gemeente overgedragen. Er zou voor een nieuw zandgat aan de Zonneoordlaan worden gezorgd en het buurschap behield het kasgeld à  f. 1403,33. Zo kwam de gemeente in bezit van het zandgat en omliggende terreinen op de Klinkenberg. Het recht van vrije wandeling werd al spoedig aangetast. Op de buitengewone buurtspraak van 14 maart 1935 was burgemeester Creutz persoonlijk aanwezig met het verzoek om gedeeltelijke ontheffing van deze bepaling. Men was begonnen het zandgat om te werken tot een openluchtvergaderplaats. Na gereedkoming van dit project was het, uit vernielingsoogpunt, noodzakelijk dit gedeelte met een twee meter hoog gaas af te zetten.
Opnieuw gemopper onder de geërfden, zoals de heer Van de Waay opmerkte: "Wat kopen we voor dergelijke afspraken, nog geen drie jaar geleden is vrije wandeling over het gehele terrein toegezegd en reeds nu wordt er aan getornd." Toch werd met een kleine meerderheid van stemmen vergunning verleend om de gewraakte afrastering te plaatsen. In 1952 vond de totale afsluiting plaats van het hele terrein, ditmaal naar aanleiding van de bouw van een restaurant en een paviljoen. Wel werd een drietal hekken aangebracht die overdag geopend moesten blijven om alsnog vrije wandeling te garanderen.

WERKVERSCHAFFING
De beruchte dertiger crisisjaren veroorzaakte ook in onze gemeente talrijke werklozen. Bepaalde periodes konden deze mensen in werkverschaffingsprojecten werken en zodoende een paar gulden meer verdienen dan de wekelijkse uitkering die zo rond een tientje bedroeg. Een paar van deze objecten waarvan de bevolking heden ten dage nog kan genieten zijn: het natuurbad "De Zanding" in Otterlo en het thans omstreden openluchttheater, aanvankelijk omdat dit woord wat werelds aandeed "openluchtvergaderplaats", ook wel "Ederkuil" genaamd. Ontwerper van het plan was de heer Weener, destijds directeur van gemeentewerken. Het pas door de gemeente verworven zandgat leende zich uitstekend voor de opdracht en de heer Weener maakte van deze mogelijkheden een uitstekend gebruik. De omringende zware bomen werden zorgvuldig gespaard en zorgden al direct voor een passende achtergrond. Naarmate ook de jonge aanplant zich ontwikkelde, werd het geheel steeds fraaier.

Op 1 juli 1936 werd een vrijwel uitverkochte Ederkuil feestelijk in gebruik genomen met een rede van burgemeester Creutz en een programma uitgevoerd door de plaatselijke muziek- en zangverenigingen. Ede was een prachtig openluchttheater rijker geworden, maar zowel bij de opening als thans, een halve eeuw later, past het nog even stil te staan bij de honderden mannen die, vrijwel zonder hulpmiddelen maar met ontzettend veel lichamelijke inspanning tegen een uiterst schamele beloning dit fraaie geheel tot stand brachten.

DRUK GEBRUIK
Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd, tijdens de zomermaanden, het openluchttheater veelvuldig gebruikt. Tijdens de Heideweken, door plaatselijke verenigingen en massabijeenkomsten. Zo heeft op 24 mei 1937 de toen alom bekende staatsman Colijn, voor bijna vierduizend aanwezigen, er eens een verkiezingsrede gehouden. Gedurende de eerste oorlogsjaren werden nog wel uitvoeringen in het openluchttheater gegeven voor zover zij althans genade konden vinden in de ogen van de bezetter; daarna zakte enkele jaren het doek. Bij de constructie van de banken had men een grote fout gemaakt de zittingen bestonden uit in het overlangs doorgezaagde beukenstammen, in onze omgeving goedkoop materiaal, maar in de openlucht spoedig aan bederf onderhevig. Binnen vijf jaar na de ingebruikname ontstonden al veel slechte plekken, maar dit rottingsproces zou zich niet voltooien, want in de laatste Oorlogswinter met nijpend brandstoffennood, vielen de banken ten prooi aan de talrijke brandhoutjagers.

ONTREDDERD
De bevrijding van Ede, 17 april 1945, toonde dan ook een totaal ontredderd openluchttheater. Nu was in de zomer van 1945 een contingent Canadezen in ons dorp achtergebleven die, nadat de eerste bevrijdingsroes voorbij was, met hun modern materiaal veel opbouwwerk in ons dorp hebben verricht. De totaal verruïneerde Paasberg werd door hen in het huidige park herschapen de terreinen en opstallen van de vv "Ede" hersteld en zo kreeg ook het openluchttheater een beurt. De verdwenen zittingen werden vervangen door betonbanken; weliswaar beter bestand tegen weer en wind, maar die het voor de meeste bezoekers wel wenselijk maakten om een kussen mee te brengen.

De vijftiger en zestiger jaren kenmerkten zich door voorstellingen op hoog niveau: de Zigeunerbaron, Im Weisse Rossel, Hamlet, Midzomernachtsdroom, om er een paar te noemen. Ook werd op mooie zomeravonden simpelweg de verlichting ontstoken en alleen dit fantastische gezicht trok duizenden vakantiegangers. Die avonden werden veelal georganiseerd door de VVV, maar bleven sterk afhankelijk van het weer. Nadat dan ook enkele malen de regen spelbreker werd, hetgeen een belangrijke financiële strop meebracht, verdween de animo om dergelijke kostbare voorstellingen te geven en kwam men geleidelijk op het peil waarop ons openluchttheater thans nog wordt gebruikt.

H.J. Nijenhuis Edese Courant 05/03/1986


ID-nr: 63 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 63.