Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


Cornelis Hartgers: meubelmaker, sigarenhandel en fotograaf


Sigarenzaak

Als straks de dames Versteeg hun zaak sluiten, bevindt zich in het centrum van ons dorp geen enkele speciale sigarenzaak meer, in flagrante tegenstelling tot vroeger jaren. Bij een beduidend minder aantal inwoners bleek toen de keus om rookartikelen te kopen aanmerkelijk groter. Om een paar namen uit de vergetelheid te halen: Plomp; Van Voorthuizen; Meys van Happen; Mannes v.d. Burg; Hamerling; Koch v.d. Linden; Jan Jansen; Scherrenburg en Hartgers, om het daarbij te laten. Al deze zaken bezaten hun vaste klantenkring en op laatst genoemde, jarenlang een bekende figuur, willen wij wat nader ingaan.

Cornelis Hartgers, geboren 27 oktober 1980 te Hoogeveen werd meubelmaker. Op 9 maart 1910 moest hij onder de wapenen en werd ingedeeld bij de vierde reg. Veldartillerie, gelegerd te Leiden. Na afloop van zijn diensttijd keerde Hartgers niet terug naar het Noorden maar werd conducteur op de bekende "Blauwe tram", die de verbinding tussen Leiden en Den Haag onderhield.

Hij werkte daar in goed gezelschap: een bestuurder met wie hij regelmatig dezelfde dienst deed, droeg de naam Colijn en hij bleek een neef te zijn van de latere minister-president. Door deze baan kwam Hartgers met talrijke mensen in aanraking, maar met een van die passagiers, Martha Klapwijk, zou de kennismaking van grote betekenis worden. Martha werkte als kinderverzorgster te Voorburg bij een gegoede familie uit het voormalig Ned. 0. Indië, die de villa "Senang Hati" bewoonde. Het klikte onmiddellijk tussen de twee en Cornelis Hartgers voelde zich een gelukkig man, een vaste baan en dito verkering.

Helaas, in 1914 brak de mobilisatie uit en hij moest opnieuw in dienst. Ditmaal werd hij naar Ede gedirigeerd, als milicien kanonnier bij de Veldartillerie. De geringe soldij beviel Hartgers maar matig, en daar een gehuwde militair wat meer beurde, kwam Martha ook naar Ede en stapten beiden op 25 juni 1915 in het huwelijksbootje. Bij gebrek aan beter, ook toen kende men woningnood, betrok het jonge  paar twee kamers bij Bram ten Ham aan de Molenstraat. De bescheiden woonruimte werd ruimschoots vergoed doordat Hartgers ook van de ruime schuur gebruik mocht maken en daar, in zijn vrije tijd, weer het meubelmakers vak ter hand nam.

Om zijn inkomsten wat op te voeren werd Hartgers oppasser bij een officier van de Veldartillerie. Deze heren hadden het recht een dergelijk man voor verzorging van paard en allerlei huishoudelijke karweitjes in dienst te nemen. De oppasser ontving, naast zijn normale soldij, van zijn officier nog een vast bedrag per week voor zijn ongeregeld werk. Het bleek, financieel gezien, een misrekening; de meeste officieren leefden op te grote voet, gaven allerlei feestjes waardoor zij soms halverwege de maand door hun salaris heen waren en de oppasser er bij inschoot.

Dat zinde Hartgers maar matig; hij zocht een oplossing en vond die bij de Infanterie in de vorm van een soldaat die schoon genoeg had van bepakt en gezakt marcheren, en best wat lichter werk wilde doen. Alleen, de man kon niet met paarden omgaan, maar met de officier werd overeengekomen dat Hartgers 's morgens een uurtje present zou zijn om het paard te verzorgen, terwijl de rest van het werk voor rekening van de infanterist kwam, waarvoor Hartgers hem zijn oppassersloon betaalde.

Beiden waren tevreden: de officier kreeg een goedkope kracht en Hartgers was om negen uur al weer thuis en kon de rest van de dag wijden aan zijn meubelmakerij. Ongestoord ging dat de mobilisatiejaren door en toen de oorlog was afgelopen had Hartgers een aardig  bedrijf in klein meubelen op poten gezet, waar voldoende vraag naar bleek. Inmiddels was hij in 1917 verhuisd naar de Grotestraat;, voorbij de uitrit van garage Klijnsma, gaande richting markt, woonde de fotograaf v.d. Aa en naast hem betrok Hartgers een pand met winkel en ruime werkplaats.

Meubelfabriek "de Nijverheid"

Hier vestigde hij zijn meubelfabriek "De Nijverheid" en had constant werk voor vier meubelmakers. In de winkel verkocht hij niet alleen de zelfgemaakte meubelen maar ook kinderwagens, vloerbedekking en  tabaksartikelen. Het schilderwerk van ledikanten, nachtkastjes etc. werd verricht door een zoon van overbuurman, ds. Van Boven. Deze jongen leed aan toevallen waardoor hij niet tot studeren of regelmatig werk in staat was, maar hij was dolblij dat hij zich hier nuttig kon maken. Ook het domineesechtpaar waardeerde het: elke zomer kreeg de fam. Hartgers volop aardbeien uit de tuin van dominee.

Begin twintiger jaren nam de machinale vervaardiging van meubelen in massa productie enorm toe, waardoor "De Nijverheid" met afzettingsmoeilijkheden te kampen kreeg. Geleidelijk vormde de verkoop van tabaksartikelen de voornaamste bron van inkomsten en Hartgers haakte daar meteen op in.

Fotohandel v.d. Aa verhuisde naar de Stationsweg; op de wit gekalkte winkelruit was een zwaar bepakte man getekend, met daaronder het nieuwe adres, die de gemeenschap van dit feit op de hoogte stelde. In dit pand vestigde zich Scholten, de elektricien, terwijl in 1922 de andere buurman van Hartgers, bakker v.d. Burg naar het Park Paasberg trok.

Hartgers kocht dit vrij grote winkel-woonhuis; de meubelfabriek werd opgeheven, voortaan was hij alleen nog sigarenwinkelier. Zijn oude woning werd betrokken door kapper Boeré, later opgevolgd door Iedema. De tabakszaak kreeg de naam "Gejoma", voor velen onbegrijpelijk maar het was simpelweg een samenvoeging van de twee eerste letters van de voornamen van zijn drie kinderen: Gertine, Johan en Mary. Onder deze naam bracht Hartgers tevens een eigen sigarenmerk in de handel.

De winstmarge op tabaksartikelen is altijd laag geweest; er moet heel wat over de toonbank gaan om een redelijk inkomen te halen. Wel werd door de fabrikanten de nodige reclame gemaakt om de verkoop te stimuleren. Wie herinnert zich nog de sport en filmsterren of wajang figuren die in de doosjes Turmac sigaretten zaten? Ook slagzinnen als: ,,Even tijd voor een Caravellis" of "Blijf kalm, neem een Dushkind", zijn jaren blijven hangen.

Fotograaf

Ook Hartgers zinde op nevenverdiensten; een oude kennis van hem, reiziger voor de fotohandel "Gevaert", adviseerde: ,,Man je moet fotograaf worden, het vak van de toekomst". Hartgers zag er wat in; onder het motto: wat mijn ogen zien. kunnen mijn handen", nodigde hij de bekende fotograaf Mens uit een foto van zijn zaak te maken. Terwijl deze met zijn voorbereidingen bezig was, babbelde Hartgers over koetjes en kalfjes maar gaf zijn ogen terdege de kost. Tussen neus en lippen door liet Mens zich ontvallen dat hij eigenlijk aan een nieuw toestel toe was. Onmiddellijk deed Hartgers een bod op het oude apparaat, een houten geval met uitschuifbare driepoot. Zij werden het eens; daarna kocht hij eveneens bij Mens een paar dozen platen en kon gaan experimenteren.

Nu nog ontwikkelen. Opnieuw bracht hij Mens een bezoek; deze had echter weinig tijd en meende: ,,Als je wat vragen wil, mij best, maar ik moet nodig aan het werk, ga dan maar mee de donkere kamer in". Daar was het de linke Hartgers juist  om te doen, op zijn gemak bekeek hij de verschillende handelingen, prentte die in zijn geheugen, en had na wat proefnemingen ook dit onderdeel van de fotografie onder de knie.

Hij zou er zeer bekend door worden. Bij militaire evenementen, dorpsfeesten, jubilea van personen of verenigingen: hij was met zijn inmiddels moderne camera present. Tot een eigen fotograaf werd aangetrokken werkte hij ook, in opdracht van commissaris Huisman, voor de politie. Ontelbare foto's alsmede diverse ansichtkaarten heeft hij vervaardigd waarvan nog heel wat Edenaren exemplaren in hun bezit hebben.

De fotozaak was aanvankelijk gevestigd in een gehuurde overtollige ruimte met etalage van slager Van Hunnik, die op de hoek van de Markt woonde. Daar gaf Hartgers eens in de maand, op zaterdagavond. als de winkels tot tien uur geopend waren, op een groot scherm voorstellingen met lantarenplaatjes. voorlopers van de huidige dia's, over actuele onderwerpen. Deze trokken een dusdanige belangstelling dat verkeersopstoppingen ontstonden en de politie er een stokje voor stak.

In 1928 werd de slagerij opgeheven en betrok de heer Th. de Jong, eigenaar van de bekende manufacturenhandel "De Faam" het pand. Deze had alle ruimte voor zijn zaak nodig. zodat de fotozaak daar weg moest en in de etalage van de sigarenwinkel werd ondergebracht.

Hangers liet boven zijn zaak een van de eerste Edese buitenklokken aanbrengen die elke morgen met de radiotijd werd gecontroleerd en zo nauwkeurig liep dat buschauffeurs en andere belanghebbenden er meer vertrouwen in stelden dan in het aloude torenuurwerk. Jarenlang heeft Hartgers hier zijn zaak gedreven. een veelzijdig man, die zelfs bekendheid kreeg in het opzetten van vogels en klein wild. Toen de hengelsport ook in ons dorp aanhangers kreeg was Hartgers het adres waar men het nodige visserij kon kopen.

Tot 1963. twee en zeventig jaar oud. is hij actief gebleven; toen vond hij het welletjes en verkocht de zaak. Het zorgvuldig bewaarde handgereedschap uit zijn meubelmakers tijd. zoals diverse ploeg- en profielschaven schonk hij de vereniging "Oud-Ede''.

In het pand hebben zich voor korte tijd nog enkele andere zaken gevestigd maar dit stukje Grotestraat was gedoemd te verdwijnen in verband met de bouw van het winkelcentrum. Cornelis Hartgers vertrok uit Ede en overleed 26 maart 1972 te Enschede.

H.J. Nijenhuis - Ede Stad, 03/04/i981


ID-nr: 10 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 10.