Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


De beginjaren van een voetbalclub: 60 jr. Edesche Boys dl. 3


stichtingerfgoedede.nl-/fotoalbum/plaatjes/elftal-1935.webp

ZESTIG JAAR EDESCHE BOYS

Zo in het midden van de dertiger jaren waren we de kinderziektes een beetje te boven en beschikten over een elftal waarvan de helft redelijke voetballers genoemd konden worden. Wellicht dat met een goede trainer successen niet uitgebleven waren, maar in die jaren bezaten alleen grotere verenigingen een oefenmeester. Trouwens, we hadden totaal geen behoefte aan een dergelijke man en lieten ons nog steeds niet de wet voorschrijven, vooral niet door iemand die, buiten de lijnen, gemakkelijk praten had. Toch hadden we op dit gebied een kleine concessie gedaan door twee oudere personen, respectievelijk als voorzitter en secretaris in het bestuur op te nemen. ·

Het bleek op de duur toch niet ideaal als tijdens een wedstrijd door een aanwezige bondsfunctionaris naar een bestuurslid werd gevraagd en dan een speler van het veld kwam draven. Eerste voorzitter werd de heer D. Schoonderbeek, opgevolgd door P. Moene en de derde die ik in mijn periode heb meegemaakt was Henk de Kruijf. Daarnaast nam Willem Jansen het secretariaat waar, een man die zijn taak serieus opvatte, waardoor de post "boeten", waar we door onkunde en laksheid, nogal eens mee te maken hadden, belangrijk terugliep.

Met een tikje weemoed bekeken we bijgaande foto uit 1935, een stel jongens die eens gezworen kameraden waren maar waarvan er nu al zovelen zijn overleden. Een ieder bezat zo zijn eigen kenmerkende eigenschappen:

Geurt Hey, die zo prachtig over zijn eigen benen kon struikelen en na de bevrijding naar Australië emigreerde, Tinus Westland, onze linksbuiten, maar die doelpunten juist altijd met zijn rechtervoet maakte, Herman Markus, een geboren dribbelaar, maar die zich gewoonlijk muurvast liep, Henk Veenendaal, om niet duidelijke redenen altijd "De Pelikaan" genoemd en Geert Schreuder, die in Lunteren woonde maar elke zondag op de fiets trouw present was en jarenlang de linksbackplaats bezette. Zij allen deden, met meer of minder succes, hun best de rood-zwarte kleuren hoog te houden, maar op de drie steunpilaren van dit elftal willen we wat nader ingaan.

RIJK VERSTEEG

Daar was allereerst onze doelman, Rijk Versteeg, die op bepaalde tijden echter ook wel als rechtsbuiten fungeerde. Zelden heb ik iemand meegemaakt die zo razend enthousiast kon zijn als alles naar wens verliep en omgekeerd even hardgrondig kon kankeren indien dat niet het geval bleek. Ook op zichzelf, want soms kon hij heel onnozel een bal tussen zijn benen door laten glippen, en daardoor de pest in kreeg en een tijdlang niet was te genieten. Soms zelfs wilde hij op slag in de voorhoede en werd zijn plaats onder de lat ingenomen door Henk Heyink. Maar toch bleef Rijk de aangewezen keeper en als hij het op zijn heupen had: bijkans onpasseerbaar.

In Barneveld heeft hij eens, bij wijze van spreken, op zijn eentje een fraaie beker voor ons gewonnen. Dat was tijdens zogenaamde seriewedstrijden die destijds in de zomermaanden veelvuldig werden georganiseerd. Vier deelnemende ploegen speelden in de morgenuren twee aan twee tegen elkaar terwijl dan later op de dag de verliezers en winnaars tegen elkaar uitkwamen. Met kunst en vliegwerk waren we in de finale gekomen en moesten het opnemen tegen de plaatselijke club: "De Schaffelaar". Blijkbaar hadden we al ons kruit reeds verschoten, want we kregen geen voet aan de bal; het werd een aanhoudende stormloop op het doel van Rijk. Maar die had juist zijn dag: alle mogelijke en onmogelijk ballen ranselde hij eruit, ondertussen schreeuwend tegen de voorhoede spelers er ook eens wat aan te doen. Even voor afloop kreeg Marinus van Allen, gebruik makend van het alsmaar opdringen van de tegenpartij, een kans en wonnen toch nog met 1-0. Triomfantelijk werd een van alle kanten glunderende Rijk op onze schouders van het veld gedragen.

stichtingerfgoedede.nl-/fotoalbum/plaatjes/afstandsmars-est-190887.webp

TOON LENS

De beste speler van dit elftal was ongetwijfeld Toon Lens, die de rechtsback plaats bezette. Een jongen die gezien zijn capaciteiten veel hoger had kunnen spelen maar toch altijd "Edese Boys" is trouw gebleven. Toon bezat precies het tegenovergestelde karakter van Rijk: altijd kalm en rustig, spande zich niet meer in dan nodig was en had een uitgesproken hekel aan hard lopen; hij bracht het nooit verder dan een sukkeldrafje. hij bezat een enorme trapvastheid, stond stevig op zijn benen en maakte zijn gebrek aan snelheid goed door, als hij werd gepasseerd, een handig en vrijwel onopgemerkt, gebruik van zijn achterwerk te maken waardoor zijn tegenstander uit balans raakte. Als specialist nam hij vrijwel alle vrije trappen tot zelfs corners toe al werd hem dat eens bijna noodlottig.

Zoals eerder gezegd, het terrein was eigendom van de EWM die voor waterwinning van tijd tot tijd nieuwe putten liet graven. Om ons ter wille te zijn gebeurde dat wel buiten het speelveld; zo begon men voorjaar 1935 te graven in de rechterbenedenhoek ongeveer vijf meter vanaf de zijlijn. Die zondagmiddag daaraan volgend kregen we, juist in die hoek een corner te nemen en gewoontegetrouw zou Toon dat wel even opknappen. Hij nam zijn aanloop en was plotseling van de aardbodem verdwenen. Al achteruit lopend was hij te ver gegaan en viel ruggelings in het gat dat gelukkig nog maar twee meter diep was. Met vereende krachten werd Toon naar boven gehaald; hij mankeerde gelukkig niets en nam onverstoord alsnog de hoekschop. Toon bezat een vrijwel altijd gelijkmatig humeur: winnen of verliezen beurde hij ook niet al te zwaar aan "als je maar lol hebt" was zijn stelregel.

Ook buiten het voetbalveld zat hij vol grappen en streken waarvan ik er verschillende heb meegemaakt en er hier twee volgen. Een wat schuchtere jongen had hem toevertrouwd graag eens met een meisje uit te willen. "Daar kan ik wel voor zorgen", meende Toon, "kon zondagavond om acht uur maar bij het Postkantoor." Hij had ons ingelicht en verscholen in Achterdoelen zagen we hoe Toon, gehuld in een lange jurk van zijn zuster, koket hoedje op het hoofd, compleet met handtasje, aan kwam dribbelen om even later, stevig gearmd met de jongen op stap te gaan. Ver kwamen ze niet want een daverend, niet te stuiten, gelach van onze groep maakte een abrupt einde aan deze verkering, waarna het hele stel in café "De Paasberg" belandde. café "De Paasberg" belandde.

Avond voor spook gespeeld. Gestoken in een groot wit laken, met slechts twee kijkgaten voor de ogen, een brandende zaklamp op het hoofd gebonden en armen met twee stokken verlengd, zweefde hij een tijdlang de Arnhemse straatweg op en neer, waarbij hij argeloze voorbijgangers de stuipen op het lijf joeg.

BARTJE HOEF

De derde die we wat uitvoeriger vermelden en ook bij de huidige generatie nog goed in het geheugen ligt is Albert v.d. Hoeve, beter bekend als Bartje Hoef. Als medeoprichter tot aan de dag van zijn plotselinge overlijden, maart 1984, was hij onafgebroken lid en is in verschillende functies van onschatbare waarde voor "Edese Boys" geweest.

Wij speelden in de geijkte opstelling van die tijd: twee achterspelers, die het binnen trio van de tegenpartij in bedwang moesten houden, dan de middenlinie met een links- en rechtshalf waartussen een aanvallende spil en vervolgens de vijf man sterke voorhoede. Bart bezette steevast de linkshalf plaats en probeerde de vijandelijke rechtsbuiten uit te schakelen. Nu was Bart, eerlijk gezegd, geen topvoetballer maar bezat zijn zo eigen manier van spelen. Onophoudelijk bleef hij zijn tegenstander voor de voeten lopen, soms nog met succes ook.

Daarbij zeer chauvinistisch: al hadden we met 6-0 verloren, na afloop zat hij in alle ernst te beweren dat we eigenlijk verdiend hadden te winnen. De helft van de doelpunten van de tegenpartij was in buitenspelpositie gemaakt, de andere blunders van onze doelman terwijl we zelf minstens vier opgelegde kansen hadden laten liggen.

De een na de ander van het stel verdween, maar Bartje Hoef bleef. In moeilijke jaren heeft hij de club op de been gehouden; zijn woning aan de Bergstraat was jaren lang de zoete inval voor elk Boyslid waar zijn vrouw Henny, als een moeder van een groot gezin, altijd met koffie en chocolademelk klaar stond. Toch kreeg ook Bart lang niet altijd de haver die hem toekwam: in de oorlogsjaren nam hij ook het onderhoud van de ballen voor zijn rekening. Een tijdrovend werk daar aanschaf van nieuw materiaal geleidelijk onmogelijk werd en de ballen uit den treure werden opgelapt. Eens had hij een hele zaterdagmiddag opgeofferd om voor de volgende zondag twee bespeelbare ballen te hebben. Helaas, de volgende ochtend lagen ze weer leeggelopen in de schuur; opnieuw aan de slag en hij slaagde erin even voor het begin van de wedstrijd met de ballen op het veld te komen. Als dank ontving hij een algemeen gekanker: hoe haalde hij het in zijn hoofd om op het laatste nippertje met de onmisbare ballen te komen aanzetten, protesten die Bart maar gelaten over zich heen liet gaan. Zo was Bartje Hoef, de stille werker, vaak op de achtergrond maar wiens leven verbonden was met zijn club, en wiens naam blijft voortleven in de eerste steen van het clubhuis.

stichtingerfgoedede.nl-/fotoalbum/plaatjes/elftal-937-est-19081987.webp

Dit waren zo maar een paar losse notities over een aantal jongens, vrijwel allen in het vergeetboek geraakt, maar die de grondslag hebben gelegd voor de thans zestigjarige voetbalvereniging "Edese Boys". De watertoren is verdwenen en op de plaats van het voetbalveld staat thans het rusthuis "Bethanië". Het zou, theoretisch, mogelijk zijn dat een bejaarde zijn kamer heeft precies boven de plaats waar eens Rijk Versteeg zijn doel zo fanatiek verdedigde.

H. J. Nijenhuis, Ede Stad 19 augustus 1987


ID-nr: 18 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 18.