Menu
Stichting Erfgoed Ede
Verhalen
 
 


Omzien naar een rijk verleden - Het Poststraatje


Dit verhaal, van de hand van de heer J. de Nooij, is eerder verschenen in "De Zandloper", het periodiek van de vereniging Oud Ede, nummer 3, juni 1975

0, dat straatje nauw en krom.
Net tegenover de hoge Edese dom.

De ingang is nog even nauw als vroeger. De twee schamppalen ontbreken. Nu geen bespannen voertuigen meer, die bij een te korte bocht afschampen.

Rechts lag de wagenmakerij, meestal met een hele tas zware iepebomen, waaruit de planken gezaagd werden zoals in het museum Oud Ede nog te zien is. De opdracht voor een of twee wagens gaf de hele winter arbeid voor twee man. Links, tegenover de wagenmakerij, had je de drankwinkel. 't Gekochte mocht daar niet genuttigd worden. De besteller van 't "spoor", die de voetjes brandewijn en jenever franco huis bezorgde, fungeerde steeds als al te vrijwillige keurmeester

Straatlantaarn met bekijks

Naast het achterompoortje een gesloten huis, bewoond door iemand met een technische knobbel. Hij had in een straatlantaarn een gaso1inelamp gemonteerd. Het hele Poststraatje -want daar gaat het in deze terugblik om- was er door verlicht en natuurlijk had dat veel bekijks. Aan dezelfde kant, na een machtig grote lindeboom, volgde het postkantoor annex dienstwoning. Voordat Ede zijn garnizoen kreeg waren er elk jaar grote manoeuvres met inkwartiering. De brievenbus kon de toevloed van post dan niet bevatten; handen vol brieven werden er dan uit getrokken en op de grond gelegd. En of wij de postdirecteur al waarschuwden, hij trok met een breed gebaar zijn horloge uit zijn vestzak en constateerde dat het nog geen lichtingstijd was!

Het koetshuis dat nu volgde, onttrok het Brouwersteeqje vrijwel aan het oog. 't Was ook een luguber, met veldkeien voorzien pad, dat dienst deed als een primitieve achteringang van de kostschool Wierenga, later Brouwershoeve. De tuin van die kostschool liep door tot aan de Telefoonweg, maar de spoorlijn Ede-Nijkerk sneed dit complex in tweeën. De toenmalige eigenaar, Cavaljé, liet aan de Telefoonweg een monumentaal huis bouwen, zodat hij tevens het oog had op de lieve jeugd van de school die hij stichtte en schonk aan de Schoolvereniging,

Zo zag de fotograaf van de stoep van huize De Nooy af de perzikbomen in de tuin van Menger. Sindsdien is er wel wat veranderd in dat nauw gebleven straatje.

Het tiendrecht in de praktijk

Laten wij even oversteken naar het kruideniersmagazijn van de firma Van Omme. Vaak zag men ons daar als 'gratis' sjouwers van vaten met krenten, gedroogde appels en kisten gedroogde pruimen. Op school hadden wij van het tiendrecht (beloning in natura) geleerd, dus bepaalden wij zelf het tarief. Moeder keek wel eens wantrouwend naar onze geringe eetlust -onze zelfvoorziening, die vooraf ging aan ons rantsoen van zes sneden wit-met roggebrood, noopte tot matiging- maar onze kleur was goed, dus morgenvroeg de rest...

Hierna twee zwaar ommuurde tuinen met geleide vruchtbomen. Dank zi] vader's nimmer aflatende waakzaamheid kwam de oogst ervan in de juiste handen.

Plannen bij de pomp.

En dan dat poortje bij de buurtpomp en een tussen de huizen ingeknelde notenboom, Geen jongen uit een andere buurt kreeg kans tot rapen.

Wat zijn er bi] die pomp een plannen gemaakt! De witgemutste dienstbodes van Menger, de postdirecteur en Brouwershoeve kwamen er met hun emmers. Die diverse mevrouwen toch wel hulde voor de grote lankmoedigheid ten opzichte van hun personeel. En als Jan Klep, de veelzijdige hulp van de firma Van Omme, lucht kreeg van onze vergadering, was hij er -dank zij de lange werktijden van zes uur 's morgens tot zeven uur 's avonds- altijd in de tijd van de baas. Hij mocht blijven als hij ons ieder een gups krenten gaf.

De liefde spaart de roede niet.

Inmiddels zijn we aan ons ouderlijk huis gekomen, piekfijn in de verf, net in de bocht. Hoeveel foto's en schetsen van onze stoep af zijn genomen is niet te schatten. Groot gezin (elf kinderen), nogal uiteenlopend van interessen en talenten. Knetterwoorden en dubbelzinnige moppen waren taboe. De tucht was bijbels of, zoals de Spreukendichter zegt: "wie de roede spaart, haat zijn zoon".

Die praktische toepassingen, brrr, maar wij wisten bij een of ander waagstuk, dat het risico van aanbrengen groot was. Gebeurde dat door leeftijdgenoten dan volgde op onze tijd een strafexpeditie (Koning David deed dat ook)!

Onze jammerklachten en geschrei (uitvloeisel van roedebehandeling) drongen vlot tot de aangebouwde werkplaats door. De aanwezige knechts grijnsden als we langs kwamen, behalve onze goede oudste knecht Willem, die ons ongemerkt aan het werk zette. Hij begreep onze onlustgevoelens goed, dus: "Jong, help mij maar es". Alle leed was op slag vergeten, want hij vertelde er zo mooi bij.

Mest voor buurman.

Tegen vier uur 's zomers bracht boer Willemsen, nu Atlanta, zijn koeien naar de wei in de Meulensteeg en, altijd net voor ons huis en werkplaats: flats, flats! Vader mopperde wat, maar onze altijd guitige Willem zei: "Afleren, baas". Hoe? Met bleekpoeder, door ons los verkocht à 3 cent per eigengemaakt puntzakje. Even vóór vier uur dat spul gestrooid en dan maar kijken of Willem gelijk kreeg. Ja hoor, zij stopten, maar de stok des drijvers werd voelbaar en met hoge ruggen in sprong en draf kwamen zij door het mijnenveld heen, naar de volgende bocht bij de bakker op de hoek. Met opgeknoopt voorschortje vroeg hij in niet mis te verstane bewoordingen verklaring voor deze (zeer overvloedige) smerige streek. Kennelijk had vader zijn smoes al klaar, want: "Ja buurman, die koeien hebben vast gedacht, 1aat hij ook eens wat voor de hof hebben" en met een kwinkslag pleitte hij zich brandschoon.

Mutsen tellen.

Het Poststraatje was zondags de doorgang van het kerkvolk van Veldhuizen en de Doesburgerbuurt. Daar liep de kerkgrens tot aan de Goorsteeg. Wii telden de mutsen, kerkdoeken en hoge hoeden en aan de opkomst stelden wi] vast of er een "lichte" of "zware" dominee had gepreekt.

In de laatste bocht was er een textielzaak, waar -volgens de overvloedige opschriften- ook beddedekens, veren en kapok te koop waren . In de uitverkoop kocht moeder daar onze petten met een band]e en glimmende klep. Oerdegelijk, maar gehaat heb ik ze.

Kramen bij de bakker.

In de binnenbocht een bonen haag. Daar maakten wij voor het eerst in ons nog korte leven kennis met dementie: "Moeder (toevlucht in alles), kom eens gauw. Buurvrouw plukt alle rode en witte bloesems van de bonenheg en zij praat in zichzelf". De dochters werden gewaarschuwd en wij hadden alweer nieuwe belevenissen bij de bakker, die meer aandacht had voor de fok van konijnen, jachthonden en varkens.

Al vroeg raakten wij ingewijd in de geheimenissen der natuur en het woord frustratie was nog niet uitgevonden. Wij wisten precies wanneer moeren, teven en zeugen "uitgeteld" waren en betrokken met de bakker de kraamwacht in alle stilte.

Verdwenen

Dat veelzijdige Post- of Torenstraatje is verdwenen. Voorgoed, helaas. Weg die krenten, gedroogde appels en te volle brievenbus; weg de klandizie van Tante Pos, wanneer bij sneeuwval de post naar het 'grote spoor' vervoerd moest worden met onze bakslee à vier cent per uur. Weg de juffrouw die diep 'aangedaan' huilend uit de kerk kwam. Wij kwamen nogal onder de indruk maar de 'groten' onder ons bleven er lakoniek onder en hadden zo hun eigen exegese voor die tranen.

De Brouwershoeve leeg en in verval. Wat toen voor ons gold als rijk en groot, bleek in kort tijdsbestek als een zeepbel uiteengespat, tot lering voor toen en heden.

Mocht het, even achterom zien? Met volledig vertrouwen in wat het worden zal.


ID-nr: 129 - Bron: www.erfgoedede.nl
Aanvullingen / verbeteringen / opmerkingen?
Stuur een mailtje met vermelding van ID-nr: 129.